Wie een zwaard in zijn hand ziet waarmee hij niet wil vechten, dan slaat het een sultan, een zoon of een broer toe. Zoveel als het slaan, als hij ziet dat hij werd geslagen en er geen bloed uit hem kwam, dan zijn zijn woorden juist en goed, en als er bloed uit hem kwam en de gehavende en de gehavende hem niet bevlekte, dan is het zo verboden geld dat hem overkomt van zijn eigenaar, en als hij ziet dat door hem te slaan dat een hand of dij of een man of een wond is, dan is het een toespraak die breekt tussen de gehavende en tussen een zoon of een broer of iemand anders die aan hem wordt toegeschreven in de interpretatie, en als hij de nek van een persoon sloeg of dat het hoofd van hem is, dan treft het object van de proefpersoon een goede en een grote bevrijding van de doener, en wie ziet dat hij een zwaard in zijn hand, dan slaat hij een kind en wie ziet dat zijn zwaard is gebroken of van hem is gevallen of Hij is van hem weggerukt, met hem geslagen, van hem gestolen, geschonken, uitgeleend of verkocht, omdat het gebeurt met zijn macht als net als dat ongeluk