De beloning voor het beledigen van de metgezellen

De beloning voor het vervloeken van de metgezellen 84 – Hij zei : Al-Qayrawani zei : Een sjeik van de mensen van al-Fadl vertelde me : Abu al-Hasan al-Muttalibi, de imam van de moskee van de Profeet – moge Gods gebeden en vrede zijn hem – vertelde me : Hij zei : ik zag een wonder in Medina. Een man vervloekte Abu Bakr en Omar en ze zeiden : O Boodschapper van God, dit wat ons en Aspena pijn doet, zei tegen mij, de Boodschapper van Allah – vrede zij met hem -: (( jij dit, O Abu Qais )) ? Ik zei tegen hem : op, en ik heb een mechanisme gedraaid tot de punt van zijn hand, inclusief zijn vingers en het verlengde van de oorzaken en Centraal en mijn ogen bedoeld, hij zei : dat ik loog, dus God zette je ogen op zijn vingers in mijn ogen, en ik werd wakker uit mijn slaap terwijl ik in deze toestand was. Hij huilde voor het welzijn van de mensen en kondigde berouw aan 85 – Op gezag van Abu Hatim Al-Zari op gezag van Muhammad bin Ali, zei hij : We zaten in Mekka in de Grote Moskee, dus een man stond half -zwart en half-wit en zei : Oh oh mensen dachten aan Pei Vanni, je pakt de twee sjeiks en Achtmanma op terwijl ik dezelfde nacht slaap als je naar mij toe kwam en hij stak zijn hand op Vltm mijn gezicht, Li zei : O vijand van God, punk niet jij vervloekt Abu Bakr en Umar – moge Allah tevreden met hen zijn – werden en ik ben in deze zaak (1).