Abu Al-Hassan Muhammad bin Ahmed bin Al-Abbas Al-Akhmimi vertelde het ons in Egypte. Hij zei : Abu Jaafar Muhammad bin Salama al-Tahawi vertelde het ons , hij zei : Muhammad bin Ibrahim bin Janad vertelde het ons . En Ibrahim bin Abi Dawood en Abu Umayyah zeiden : Sulayman bin Harb vertelde het ons, en de bewoordingen waren van Ibn Janad. Hij zei : Hammad bin Zaid vertelde ons op gezag van Al-Hajjaj Al-Sawwaf, en Abu Al-Zubayr op gezag van Jaber, dat Al-Tafil bin Amr naar de Profeet kwam, vrede en zegeningen zij met hem, en hij zei : O Boodschapper van God, bent u U bent in het fort van zijn fort en verhindert dat het versterkt wordt, hij werd vertrapt in de Jahiliyya, dus de Boodschapper van God, vrede en zegeningen zij met hem, die de Almachtige God noemde aan de Ansar emigreerde toen naar Medina, de parasiet bin Amr migreerde naar hem, en een man van zijn volk migreerde met hem, en hij bevatte Medina. Dus hij werd ziek en ging naar buiten en nam de haken en sneed er zijn knokkels mee, en zijn handen werden bijgesneden totdat hij stierf . Al- Tafil Bin Amr zag hem in goede vorm en zei : Wat heeft jouw Heer jou aangedaan? Hij zei : Hij vergaf me mijn immigratie naar Medina naar zijn Profeet, moge Gods gebeden en vrede met hem zijn. Hij zei : Wat zie ik als je je handen bedekt? Hij zei : mij is verteld dat wat je hebt bedorven, niet bij je past . Hij zei zijn verhaal tegen de Profeet, moge Gods gebeden en vrede met hem zijn, dan zei de Boodschapper van God, moge God hem zegenen en vrede schenken : O God, zijn twee zonen, vergeef zo .