Almachtige in een droom vertelde Abu al- Qasim, Hussein bin Harun, Acre, zei : Vertel ons Abu Yaqub Ishaq bin Ibrahim Ouzai, zei : Vertel me Abdul Rahman bin Wasel Abu Zarah Alhadhara, zei : Vertel ons Abu Abdullah Altistri, zei : Ik zag in een droom, alsof de opstanding ik stond op en stond op uit mijn graf, en ik kwam met een teddybeer en reed erop, toen steeg hij op naar de lucht, en er was een paradijs in, en ik wilde gaan naar beneden, en ik kreeg te horen dat dit niet jouw plaats is, dus steeg hij me op naar een hemel, in elke hemel is er een paradijs, totdat ik hoger werd op twee hoogtes, en ik daalde af, Toen wilde ik zitten, en ik was verteld : Zit je voordat je je Heer, de Verhevene, de Majestueuze ziet? Ik zei : Nee, toen stond ik op en ze liepen met me mee, dus zie, bij God de Gezegende en Almachtige, Adam, vrede zij met hem, voor hem, vrede zij met hem, en toen Adam me zag, zat hij bij me aan tafel. zijn recht, zittend voor hulp, en ik zei: O Heer, laat de Sheikh u vergeven, dus ik hoorde de Almachtige God zeggen : Sta op, Adam, heb ons voor u vergeven . Bu Ali al-Hasan bin Muhammad al-Zubairi vertelde ons, hij zei dat Muhammad ibn al-Musayyib ons vertelde, hij zei dat Abdullah bin Hanif ons vertelde, hij zei dat de neef van Bishr bin al-Harath me vertelde, hij zei : Er kwam een man naar me toe en zei: Ben jij Bishr bin al-Harath? Ik zei : Ja, zei ze, ik zag de Almachtige Heer in een droom zeggen : Je komt als een mens, zeg dan tegen hem: Als ik voor me neerknielde op hete kolen, zou ik mijn dank niet hebben betuigd terwijl ik zou hebben getoond uw naam voor mensen . Ahmed bin Abi Imran al-Sufi vertelde ons over Mekka, dat de Almachtige God bewaakte. Hij zei dat Abu Bakr al-Tarsusi me vertelde, hij zei : Uthman al-Ahwal, een student van Kharaz, zei tegen mij Abu Saeed, en toen de derde van de nacht voorbij was, schreeuwde hij naar me, Uthman, sta op, dus Ik stond op en ik was verbrand . Hij zei tegen mij : Wee u, ik zag het uur alsof ik in het hiernamaals was, en de opstanding was opgestaan, en ik stond voor mijn Heer, en ik donderde, en er was geen haar meer behalve dat het was gestorven , dus zei hij: U bent degene die naar mij verwijst bij het horen van Salma en Buthaina, als ik niet had geweten dat u daarin waarachtig bent, zou ik u hebben gekweld. Ik word niet gekweld door iemand van de werelden .