Fadl El Shafei en Ahmed

Fadl al-Shafi’i en Ahmad 72 – Op gezag van Abu Bakr Ahmad bin Muhammad al-Ramli, de rechter van Damascus, zei hij : Ik ging Irak binnen en schreef de boeken van zijn mensen en de mensen van Hijaz, en van de van een groot aantal wist ik niet welke ik zou nemen. Toen het binnenste deel van de nacht viel, deed ik de wassing en bad twee rak’ahs en zei : Oh God, leid me naar waar je van houdt, toen ging ik naar mijn bed Dus ik zag de Profeet – moge God hem zegenen en toestaan hem vrede – terwijl hij de slaper zag binnenkomen vanuit de Bani Sheba-poort en met zijn rug naar de Kaaba leunde, dus ik zag Al-Shafi’i en Ahmed bin Hanbal Ali aan de rechterkant van de profeet – moge God hem zegenen en hem vrede schenken – en de profeet glimlachte naar hen . Al-Muraisi predikte aan de ene kant, dus ik zei : O Boodschapper van God, vanwege hun grote verschillen, bestudeer ik niet welke van hen ik neem, dus ging hij naar al-Shafi’i en Ahmad en zei : ( Die aan wie we het Boek, de Regering en het Profeetschap hebben gegeven ). Soera Al-An’am, vers 89, daarna wendde hij zich tot mensen en zei : ( Als deze het niet geloven, dan hebben we er mensen aan toevertrouwd die niet ongelovig zijn, degenen die God heeft geleid, volg hem dus door hen ) ( 1). Surat Al-An’am, Al-Eitan 89 , 90